maandag 19 maart 2012

Dag 51 - Gore

Gore is drie keer niks. Letterlijk.

Bijvoorbeeld:

1. vanavond slaap ik alleen op een slaapzaal met 4 bedden in het vrijwel uitgestorven, onsympatieke hostel
2. vanavond zat ik alleen in de plaatselijke bioscoop met 250 stoelen een film te kijken (John Carter)
3. vanavond was ik het enige levende wezen op straat toen ik terugliep naar het hostel

Vanmiddag was het nauwelijks ietsjes beter:

1. Het vliegtuig museum wat ik  bezocht was een moderne hangaar met wat Tiger Moths en nog 3 a 4 andere vliegtuigtypes. Niet heel erg interessant, maar de entree was dan ook maar 5 dollar. Saai.

2. De ernaast gelegen vliegtuigwerkplaats lijkt wel een stap terug in de tijd. Zo'n 100 jaar ongeveer. Een oude hangaar waar het zonlicht door hoge ramen binnenvalt in grote stoffige ruimtes. De geur van versgezaagd hout. Het geluid van getimmer en geklop. Bijna geen elektrisch apparaat te vinden. En overal vliegtuigonderdelen. Rekken vol met houten geraamtes van vleugels. Overal half afgebouwde vliegtuigrompen van hout en doek. Vettig glimmende  vliegtuigmotoren op houten kisten omgeven door bakjes met onderdelen. Heel wat anders dan de steriele werkplaats van Alpha die ik in Hamilton heb bezocht, maar wel met een zekere ambachtelijke charme. Verrassend.

3. En dan als laatste het plaatselijke Air Force Museum, aangeduid als bezienswaardigheid op het stadsplattegrondje. Na het volgen van officiele bewegwijzering door heel Gore kom ik uit op een soort woonerf met een aantal helblauw geschilderde schuren en een grote garage. In een van de schuren staat een vervallen, stoffige Tiger Moth tweedekker te vergaan onder wat vieze doeken. Uit een andere schuur komt de eigenaar me welkom heten. Een oud mannetje met een grote bril met meekleurende glazen. Het ene glas is donkerder dan het andere glas, wat wel past bij de vervallen uitstraling van het geheel. Op het woonerf staat het karkas van een oude helicopter, ook weer weggestopt onder wat stukken zeildoek. Ik word uitgenodigd om het museum te bekijken en  nieuwsgierig volg ik het oude baasje de garage in. Er hangt een vochtige, muffe lucht. Aan de muren hangen krantenknipsels en foto's. Op planken aan de wanden staan rijen waardeloze prullaria. Baseball caps, slordig in elkaar gezette vlietuigmodelletjes, muizenvallen, lege bierflesjes en kinderspeelgoed. De tweede ruimte is niet veel beter en ik probeer zo weinig mogelijk adem te  halen terwijl ik het mannetje langs het gestripte karkas van een onherkenbaar vliegtuig volg. Wat een rommel. Ik bedank de man hartelijk voor de rondleiding, doneer wat kleingeld voor de instandhouding van dit 'museum' en maak daarna dat ik wegkom. Goor.

Tsja, ik had me iets meer voorgesteld van deze tussenstop op weg naar Queenstown. Maar ik had al gewaarschuwd moeten zijn door de plaatsnaam... Gore.

2 opmerkingen:

  1. Na zo lange tijd dacht jij: was ik maar in Het Witte Huis! Tot in april

    groetjes,

    Stephen

    BeantwoordenVerwijderen